Voorwoord van Louis Piérard.
DE <<IMMORELE>> KUNST
Tot op heden werd onvoldoende aandacht besteed aan Constantin Guys, een verbazend tekenaar in de 19e eeuw
....
{{volgt een Franstalig-"eloquente" beschrijving van het werk van een tekenaar van prostitutie-milieus in een veelal decadent nachtleven, met "nymphes venales (nymphen die men kan kopen)", "haut dandysme", e.d..}}
...
Ik hield er even aan om deze te weinig gekende artiest van het
decadente (in de zin die Beaudelaire er zou aan geven), de
precursor van Toulouse-Lautrec en Degas, ten berde te brengen als
inleiding tot de Belgische schilder die het voorwerp uitmaakt van
deze studie. Ik beken dat ik snel het essentiële van het werk
van dhr. Kurt Peiser gezien heb en dat ik er geen onverdeeld
genoegen in had.
Ik heb de indruk, zoals zijn
biografist, dat deze kunstenaar "zich niet tevreden stelt
een tekenaar/schilder te zijn, maar ook een moralist, polemist en
denker". Vandaar een duidelijke voorkeur voor bepaalde
onderwerpen, bepaalde milieus, scènes en types in publieke
huizen, hospitalen, dodenhuisjes, en asielen voor krankzinnigen.
Dit zorgt zowat voor een cataloog van het
verschrikkelijke, waar vooral psychiaters waardevolle documenten
kunnen vinden. Maar het is zaak te weten (zeer controversieel
standpunt en vaak bediscussieerd) in welke mate kunst moet
moraliseren en of kunst niet op zichzelf staat.
In enkele schilderijen heb ik wel een werkelijke beheersing
van het tekenen gesmaakt (ik denk aan een welbepaald silhouet van
een kind-moeder), de prikkeling van sommige wat ziekelijke
kleurharmonieën. Ik ben ook niet ongevoelig aan de tragiek die
zich ontwikkelt in sommige taferelen in slachthuizen, of aan het
zicht van arme oude paarden die er naar toe geleid worden.
Maar er zijn ogenblikken waarin men iets te veel
litteratuur voelt, extra-picturale bezorgdheden. Deze
beslommeringen zijn mogelijks eigen aan de Israëlische origine
van de kunstenaar. Men vindt ze ook in de kunst van Jozef
Israëls.
Evenwel, het is met het grootste plezier dat ik het voorwoord heb willen schrijven bij deze monografie die men vandaag aan hem wijdt daar ik weet hoe dhr. Kurt Peiser in het nauw werd gedreven, vervolgd onder voorwendsel dat hij ongezonde kunst maakte, en ... immorele!
Op 4 juni 1914 kwam de kunstenaar voor de Antwerpse rechtbank
om een reeks werken te hebben geëxposeerd, die uit de lijsten
werden verwijderd op order van de procureur des konings.
Zedenschennis, aanslag op de publieke moraliteit! Dat is er
geschied in het gezegende jaar 1914. Doch naar het schijnt waren
we niet voldoende gewapend...
De
Belgische Kamer heeft inderdaad zonet een wetsvoorstel van de
heren Carton de Wiart en Woeste gestemd die de art. 383 en 384
van de penale code versterkt. Terzelfder tijd bestrijdt ze
abortus en propaganda voor anticonceptie. (Vreemde salade!) Is
bedreigd met zware boetes: << Eenieder die, ter wille van
commercie of distributie, heeft gefabriceerd of laten fabriceren,
laten importeren, laten transporteren, overgemaakt heeft aan een
agent van transport of distributie, bekend heeft gemaakt door
eender welke reclame, liederen, pamfletten, geschriften, beelden
of beeltenissen tegenstrijdig met de goede zeden.>>
Ik ben er fier op dat ik dit wetsvoorstel heb bestreden. En ik zou tegengestemd hebben indien ik aanwezig was geweest op de eind-stemming, spijts de multipele geruststellingen van de auteurs en het ministerie van justitie voor de kunstenaars, en spijts de herbewerkingen van de tekst. Wat een wapen in de handen van een kleingeestig en lichtgeraakt magistraat! (Er moeten er zijn ...)
De uitgever van Rops is verwittigd. Wie weet of men het werk van dhr. Georges Grappe over Constantin Guys zal kunnen verkopen of tentoonstellen?
En dhr. Kurt Peiser (de jacht is opnieuw geopend), en zijn biografist, en hun uitgever? Hé! Hé! Als ik van hen was, ik zou het zaakje niet vertrouwen. Welaan! Indien hun leverancier van het voorwoord hen vergezeld op de beklaagdenbank, dan zal men minstens de parlementaire immuniteit moeten opheffen....
Louis PIERARD..