Wat we over K. Peiser kunnen leren uit het boek van R. de Bendère (1922).

Wie is Kurt Peiser?

Zijn uiterlijk.
Kurt Peiser verschijnt als een raadselachtig man, zeer verlegen, een kalme en bedachtzame man.
Hij heeft een arendsneus, en uitspringende neusgaten. Lichtende, donker blauwe ogen. Gitzwart haar, licht roze huid, een baard, lichtjes in punt geknipt, en een wilde snor.
Hij heeft een gemiddelde grootte, gedrongen, soliede, gebouwd als Hercules. Hij is sterk en gezond.
Vrolijk, opgewekt en melancholisch als een vlaming. Zijn lach is sonoor en zijn spraak heeft een duidelijk vlaams accent. Hij drukt zich duidelijk uit, zoekt zijn woorden en zinnen in een nerveuze spraak, beslist, met vlaamse kleur en exuberantie.
Zijn overtuiging.
Peiser kent geen modes, oogst geen succes bij kopers. Er zijn maar enkele bewonderaars, hij ligt niet in de smaak van het grote publiek, de aristocratie. Hij geeft er niet om. Iedereen die hem bezoekt schrijft enkele regels in zijn gouden boek: werkmannen, kunstenaars, schrijvers.
Peiser zag in de mensen broeders, en geen vijanden. Hij was ‘internationalist’, toekomstgericht. Zijn werk wil solidariteit en tolerantie.
(Nota van de redaktie: de Bendère duft blijkbaar niet vlakaf schrijven dat K.Peiser een communist is. Deze politieke sympathieën zijn uiteraard niet geliefd bij het merendeel van degenen die schilderijen (kunnen) aankopen.)
Zijn thuis.
Hij had een atelier aan “chaussée de Vleurgat”, en woonde in de Alfred Girou straat. Het atelier bevond zich op een verdieping, in een achterhuis. Doeken en houtskooltekeningen liggen in mengelmoes dooreen, fresco’s en studies hangen aan de muur.
In zijn atelier staat een geheel aan turntoestellen. Peiser houdt van gymnastiek: na zijn werkdag doet hij lenigheidsoefeningen. Hij is er zeer handig in. Zijn oefeningen aan de koord en zijn lichaamsoefeningen hebben zijn robuustheid en zijn energie ontwikkeld.
(Nota van de redaktie: K.Peiser werkte nog aan de ringen op zijn zestigste.)

Kurt Peiser heeft zich niet willen isoleren van het stadsleven en woont op enkele stappen van het stadscentrum.
Mevrouw Peiser is eveneens een getalendeerd kunstenares en brengt haar jeugd en vrolijkheid in de inrichting van hun huis, met eenvoud en goede smaak.
Luxe is gevaarlijk voor een kunstenaar vindt Peiser, het verzwakt de geest en lijdt tot moreel verval.

De eerste jaren

Zijn origines.
Kurt Peiser is geboren te Antwerpen in 1887, aan de Vlaamse Kaai, temidden het zeemansleven.
Zijn kameraadjes waren de kinderen van de haven, alleen gelaten en arm. Hun moeders waren prostituees, of alcoholieken, overgeleverd aan brutale mannen. Tuberculose alom. Bij hen vond hij vriendschap. Hij verwijderde zich van een deugdzaam burgerleven om bij de miserabelen te vertoeven.

Peiser is van Poolse origine en van Joodse afkomst.
De start.
Op de leeftijd van 10 jaar toonde hij al zijn aanleg voor het tekenen. Zijn vader, een voornaam chemicus, leerde hem de eerste lessen, en liet hem avondschool volgen.
Hij bekwaamde zich bij Gerard Jacobs, een merkwaardig landschapsschilder, delicaat, geraffineerd tot in de kleinste details.
Gerd Jacobs was voor Peiser de colorist en de gevoelsmens. Het toont zich in zijn eerste werken. Doch dit duurt niet lang.
Gedurende 10 jaar was Peiser marine-schilder. Hij bestudeerde het leven van de zeemannen.

Peiser keek melancholisch naar het steeds toenemende maritiem verkeer. Hij droomde vaak over de wiegende golven te varen. De zeilboten hadden al zijn sympathie. Dit ziet men in zijn werken van die tijd. Jeugdwerken, idealiserend en poëtisch.
De eerste tentoonstelling.
In 1907, in de zaal Forst op de Meir heeft hij zijn eerste werken verenigd. De pers zag in hem iemand met talent en toekomst. De marines werden bewonderd, maar er duiken ook reeds schilderijen op van arbeiders: arbeiders op de dijk, dag- en nachtploegen, enz.
Verder nog dronken mannen, arme mensen en ook paarden die die een zeer zware vracht moeten overwinnen.
Stilaan ontwikkelt zich in de zorgeloze jongeling de nood om de mens beter te leren kennen.
De tweede.
In 1908 is er een nieuwe tentoonstelling op de Meir, met nieuwe werken, werkmensen, maar ook luchtiger werken, vb. een accordeonspeler.
De tentoonstelling verhuisde naar Brussel en was er zeer opgemerkt. Niets was ‘stijf’ in zijn scheppingen, er blijkt kracht uit en emotie.
De kunstenaar had zijn weg gevonden. Al observerend bezielde hij zijn personages met een vibrerende affectie, spijts hun morele en psychische noodsituatie.
1910: Verandering in onderwerp.
In 1910 volgt een nieuwe tentoonstelling op de Meir. In een groep mannen tracht hij een aantal barrevoets-gaanders te ontdekken. “Leeuwenhoek”. Peiser ontwikkelde in deze gezichten wilde en simplistische expressies, met merkwaardige kleuren en een zeer interessante compositie.
Zijn paneel “Les Souliers” is een interessante studie. De schilder heeft in verschillende situaties divers schoeisel willen tonen: galanten, mondainen, proletarische.
Deze zeer originele panelen zijn zeer merkwaardig: aan de schoenen kent men de man. Peiser schreef als een gedicht “Gedicht van schoenen”.
De paarden.
Peiser kijkt ook met medelijden naar paarden. Hij is bedroefd over hun lot.
Vele uren heeft hij doorgebracht aan het Steen. Peiser, bedroefd en melancholisch, ging regelmatig deze arme stakkers bekijken.
Alle maandagen kwamen grote boten aan uit Engeland met 500 tot 600 paarden. Het waren oude rossinanten wiens haren ooit wit waren. Ze zagen er pijnlijk lelijk uit. Deze mijnpaarden, gekocht door enkele grote exporteurs, waren een regelmatige vracht vanuit Engeland naar Antwerpen. Deze arme beesten, oude dienaars, die heel hun kracht hadden geschonken aan de triomf van de industrie, ontscheepten, vermagerd, verstompt en verblind door het intense daglicht. Arme knollen: vel over been.
Wat een contrast met de soms brutale kracht van de brabantse of west-vlaamse paarden, met hun robuuste anatomie. Kurt Peiser toont ons al deze wrakken van dit paarden-proletariaat dat altijd onderworpen was en de slaaf van de menselijke brutaliteit. De mensen tonen geen medelijden, geen erkentelijkheid.
De handel met die oude paarden was zeer winstgevend. De slagers van de volkswijken hebben hun delen al gekocht en het beest is, voordat het geslacht is, verkocht aan twee of drie mannen, de ene voor het vlees, de andere voor het vel, de derde voor het haar...

De kunstenaar schildert met bitterheid taferelen die de kijker aanvreten. Werken waarin de scheppende passie even ontroerend is als haar intensiteit, kostbaar en waar, pijnlijk en getormenteerd.

Zijn schilderijen verbergen niet veel: om de paarden te herkennen krijgen ze een merkteken in hun oren gegrifd. Het bloed gutst en vormt er rode plassen in.
Peiser werd een virtuoos in de tragische kunst ons de oude paarden te leren kennen, ook in hun laatste tocht, tot in het slachthuis toe.

Een ingekleurde tekening heeft me diep getroffen. Een oud paard is met zijn poten opgehangen aan koorden. Het hoofd toont een pijnlijke expressie en lijkt menselijk. Het bloed vormt een intense rode vlek die aan het tafereel droefheid en emotie geeft. Een groot werk.

In de verschillende nieuwe tentoonstellingen te Brussel, in de Cercle Artistique, in 1910, kon Peiser nieuwe impressies uitdrukken. Peiser bleef de tragedie van de trouwe paarden beschrijven.
De kunstenaar had de slachthuizen langdurig bezocht om de anatomie van de paarden te bestuderen. Als toeschouwer was hij getuige van het bloedbad op deze oude paarden, om zich beter rekenschap te geven van deze tragedies.
Maar zijn melancholie was slecht voor zijn zenuwen, en de dokters raadden hem aan om deze slachthuizen niet meer te bezoeken.
De proletariër.
“L’épuisé” kenmerkt een man die uren in een fabriek heeft gewerkt. Het is een arme stakker, een mensenlijke vod, uitgeput door de gassen, de gifstoffen en de ontbering.
Mannen, vrouwen, dieren, dezelfde pijn, hetzelfde leed, naar voren gebracht door een kunstenaar die de moed had zijn roeping niet te verzwakken.

Geen ander dan Peiser heeft beter en levendiger werk geleverd dan daar waar hij zijn tekenaarstalent ontplooit.
Zo zet hij ook schitterende taferelen neer waarin de immense kracht van de paarden naar voor springt.
Dresden.
Kurt Peiser exposeerde in de beroemde galerie “Kunst en Arbeid” te Dresden. Werken waarin hij het werken zelf verheerlijkt. Het werk dat kracht en leven schept. Ook fabrieken zijn te zien: als monsters, waarin men de instrumenten van de toekomst maakt.

Moet men niet, zei Peiser, de taferelen bevolken met machines, vliegtuigen, auto’s? De vooruitgang in de moderne kunst parallel aan de verheerlijking van de industrie en haar uitvindingen.

Hij schilderde het feest van de omgeving van de dokken, de gejaagdheid van de industrie en de grootsheid van de moderne werktuigen.

Het Proces.

Kom binnenkort terugkijken, om het vervolg te lezen op dit boeiend verhaal.